Ik groeide op in Sint-Truiden, in Zuid-Limburg. Als enig kind van ouders die de lokale tennisclub runden. Door hard te werken en mensen samen te brengen ga je vooruit. Ondanks tegenslagen, moet je blijven doorzetten. Dat is wat mijn ouders me van jongs af aan leerden.

Dat ondervond ik zelf ook, toen ik als jonge tennisbelofte een blessure kreeg en een sportcarrière kon vergeten. Niet bij de pakken blijven zitten en doorgaan. Kansen krijgen en kansen grijpen, dat is wat mijn ouders me leerden en dat is wat ik deed. 

Na mijn studie verhuisde ik naar Mechelen, mijn nieuwe thuisstad. Ik werd voorzitter van de Jongsocialisten, schepen, nationaal voorzitter en vandaag ben ik minister. Ik nam telkens mijn verantwoordelijkheid, soms in woelige waters, maar altijd met de glimlach en het algemeen belang voor ogen. 

Vandaag strijd ik als Vlaams minister elke dag voor jong én oud. Voor de beste en betaalbare zorg. Voor gelijke kansen voor elk kind. Voor het mentaal welzijn van onze jongeren. Voor een goeie en betaalbare oude dag voor onze ouderen. Voor een deftige sociale bescherming voor al onze kunstenaars en creatievelingen. 

Samen maken we het verschil, daar ben ik rotsvast van overtuigd. Want zorgen voor de Vlaming en voor gelijke kansen voor iedereen zit in mijn DNA en dat van onze beweging. Alleen zo kan iedereen vooruit. 

Een beter en socialer Vlaanderen. Daar werk ik elke dag keihard voor.